Jeugdherinneringen Deel IV
Naast de boeren werkte het grootste gedeelte van de mensen toen op de mijn, zowel boven- als ondergronds. De ondergrondse mijnwerkers hadden beduidend meer inkomen dan alle overige arbeiders. De meeste mensen gingen in die tijd met de fiets naar het werk want personenauto’s waren alleen een verworvenheid van de huisarts, de burgemeester en andere hoge functionarissen. Ik kan me nog goed herinneren dat omstreeks 1954 de autosnelweg (één baan) Geleen – Heerlen gereed kwam.
Rond 1953 kregen wij een radio, de meeste mensen hadden die al langer. Vooral interland voetbalwedstrijden en de Ronde van Frankrijk werd huis aan huis beluisterd, je zag dan werkelijk geen mens op straat. Na afloop des te meer want dan werd er nagepraat, zeer interessant! De eerste televisiebeelden zag ik rond 1955. Twee gezinnen in onze straat hadden toen zo’n wonderlijke kijkdoos en soms mocht ik wel eens mee kijken. De tv van toen kan je totaal niet vergelijken met de geavanceerde apparaten van nu. Je zag soms van alles bewegen op het scherm, zonder dat je door storende “sneeuw” kon onderscheiden wat het was. Bij beelden die in een studio waren opgenomen zag je deze sneeuw veel minder. De Duitse zenders waren het beste te ontvangen, de Nederlandstalige Belgische het slechtste. Televisie stond toen nog echt in de kinderschoenen.
En dan het laatste jaar op de lagere school. De meeste van mijn klasgenoten waren toen al naar de ULO of de HBS. Degenen die er oud genoeg voor waren gingen naar de ambachtsschool (LTS). Ongeveer tien jongens- ik ook, moesten nog extra jaar blijven. Dit werd toen de 7e klas genoemd. Deze kinderen waren net te jong voor vervolgonderwijs. Verder zaten in dat zelfde lokaal nog ongeveer 25 leerlingen van de zesde klas en die kregen toch de meeste aandacht. Voor ons was het meestal een herhaling van de leerstof, het jaar uitzitten dus. Wij werden er regelmatig op uit gestuurd om het park rond de Mariakapel op de berg op te schonen. Ik beschouwde dat niet als werk maar genoot vooral van de vrijheid en de natuur.
Ondertussen werd aan de andere kant van het dorp, veel dichter bij het centrum, gebouwd aan ons nieuwe huis. Het zou medio augustus 1956 gereed komen. Het jaar 1956 was voor mij een bijzonder jaar: het was niet alleen het einde van mijn lagere schooltijd en het afscheid van Nagelbeek, waar ik ontzettend graag woonde, maar ook het einde van mijn kinderjaren. Dit was een keerpunt in mijn nog zeer jonge leven. De eerste stappen naar volwassenheid zouden dus vanuit onze nieuwe woning gezet worden.
Wat een verschil met ons oude huis: de keuken was voorzien van een aanrecht en een geiser en als zodanig warm water, direct uit de kraan! En dan een badkamer met douche en vaste wastafel, eveneens met warm en koud water, wat een luxe! De overgang naar de ambachtschool was groot, niet alleen qua onderwijs maar ik kreeg ook te maken met leeftijdsgenoten van andere dorpen en steden. Het feit dat de school in Heerlen lag betekende ook een overgang van dorp naar stad. Het leven leek veel vrijer, het werd echter niet eenvoudiger, er moest immers na school huiswerk gemaakt worden en dat viel vaak tegen. Voor spelen was veel minder tijd en gelegenheid, maar daar hadden alle leeftijdgenoten mee te maken.
Ik kan u verzekeren dat ik vooral de eerste tijd vaak heimwee had naar mijn Nagelbeekse tijd. Sterker nog, ik denk nu nog wel eens met een kinderlijke blijheid terug aan de heerlijke jeugd die ik daar beleefde.
Wiel Rouland