Jeugdherinneringen Deel III

Een jaarlijks terugkerend- en omvangrijk werk was het rooien van de winteraardappelen. De boeren in de straat hielpen elkaar beurtelings met het binnenhalen van de oogst.

Maar ook de kinderen in de buurt werden gecharterd om de aardappels, die machinaal, of met de riek uit de grond gehaald werden, op te rapen en in manden te verzamelen. Volwassenen leegden de volle manden in een grote boerenkar. Wij kregen hiervoor zelfs vrij van school! De boerenstand genoot in die tijd nog veel aanzien. Voor een hele dag aardappelen rapen kreeg ik als elf jarige drie gulden vijftig, inclusief de kost.

Om twaalf uur werd de warme hap naar het veld gebracht, meestal stampot. Rond vier uur bracht men boterhammen en koffie. De meeste boeren bakten hun brood toen nog zelf, heerlijk! Je voelde je zelf ook al een beetje volwassen als je met de kinderen uit de buurt, tussen de grote mensen je eten zat op te peuzelen in de vrije natuur. Als afsluiting van zo een dag werd er ‘s avonds op de boerderij, havermout- of griesmeelpap gegeten.

 

Het was achteraf bezien een sobere tijd, maar omdat iedereen in de buurt zo leefde, had ik nooit het gevoel dat ik iets miste. Hoewel ik de oorlog niet bewust heb mee gemaakt, waren de jaren erna een tijd van wederopbouw en de handen ineen slaan om de maatschappij weer op de rails te krijgen. Gelukkig merkten wij kinderen niets van dit alles, wel dat de mensen elkaar vaak hielpen. Begrippen als burenhulp, gemeenschapszin en saamhorigheid waren zeer duidelijk aanwezig, je wist niet beter. Ik heb in die tijd als kind zelden agressie gezien of gevoeld. Wij konden uren, ja zelfs dagen met elkaar spelen zonder dat er ruzie werd gemaakt. Het natuurlijke overwicht van de oudere kinderen werd meestal aanvaard.

 

De mensen waren in die tijd diep gelovig katholiek en wij moesten elke dag naar de kerk. Dat betekende elke dag om half zeven opstaan, wassen, eten en om zeven uur de deur uit om op tijd in de kerk te zijn. Het was ongeveer een half uur lopen. Na de mis mochten wij op school over blijven omdat de afstand naar huis en weer terug naar school te ver was.

 

De laatste jaren dat wij in Nagelbeek woonden kwam er een bord op onze woning te hangen met de letterlijke tekst: Onbewoonbaar verklaarde woning. Ik vond dat vreselijk en ik schaamde me daar voor. Mijn vader legde uit dat het bord noodzakelijk was om subsidie te ontvangen zodra wij in een nieuw huis gingen wonen. Voorwaarde was wel dat het oude huis werd afgebroken. Niettemin kon dat niet alle schaamte wegnemen, kennelijk voelde ik toen al dat geld niet alles recht trok.

 

Wiel Rouland

 

Lees Deel II                                                                                                             Lees Deel IV


Het laatste nieuws

Direct bestellen

Door hier te klikken, kunt u het boek: 'De Bokkerijders met de Dode Hand' direct bestellen. Lees verder...

Aanmelden nieuwsbrief

Schrijf u in voor de nieuwsbrief!